PAARDENBLOEM – ODE AAN EEN VRIJ KRUID
Op de golven van de wind danst zij, op zoek naar een plek om te wortelen. Ze vraagt niet veel -wat zon, wat water en wat aarde. Waar ze neerkomt, brengt ze leven. Haar gouden bloem lacht naar de zon. Haar wortels maken de grond luchtiger dan die was. Ze geeft nectar aan de bij, bitterstof aan wie haar eet. Ze geeft zonder te nemen. Onbaatzuchtig is haar bestaan.
En toch wordt ze gehaat. Gemaaid, geschopt, vergiftigd. Onkruid, noemen ze haar. Omdat ze niet luistert. Omdat ze groeit waar ze wil. Omdat ze zich niet laat temmen. Te vrij. Te wild. Te eigen.
De patriarchale samenleving duldt haar niet. Haar en vele anderen niet. Korsetten, hekken, regels, maaimachines, glyfosaat en geweren. Alles wat buiten de norm valt, moet verdwijnen.
In het gareel, of kop eraf.
Maar paardenbloem vecht niet. Ze verspreidt zich. Stil en standvastig. Diep de aarde en hoog de lucht in, met de wind als bondgenoot en de zon als gids.
Toen wij op dit land kwamen wonen, was er niets dan kortgemaaid gras. Strak en gecontroleerd. Slechts een enkele madelief hield stand. Laag bij de grond, onzichtbaar bijna. We lieten het gras groeien. We lieten het tuinconcept los. Rommelig, zeiden ze. Armoedig. Maar wij zagen potentie.
En nu, drie jaar later, kleuren paardenbloemen het landje geel. Mollen maken heuvels. Hondsdraf en brandnetel grijpen hun kans. Er is leven. Er is vrijheid.
Mijn knieën willen buigen voor haar. Voor de paardenbloem, en voor al die andere groene en bruine, vrije wezens. Dat is mijn activisme. Zij zijn mijn kerk.
Paardenbloem is geen onkruid. Ze is een vrij kruid. Vrij van regels. Vrij van wrok. Vrij om te zijn.
Dankjewel, paardenbloem. Voor je kracht. Je zachtheid. Je ongehoorzaamheid. Je leven.